Vaccin tegen leptospirose: is het middel dodelijker dan de kwaal?
Voor veel honden zit een bescherming tegen leptospirose in het standaard vaccinatiebeleid. Ze krijgen jaarlijks hun vaccinatie toegediend die hen voor enkele maanden beschermd tegen een aantal bacteriestammen die leptospirose veroorzaken. Een discussie over de effectiviteit van dit vaccin was al lange tijd aanwezig omdat het een bacteriële aandoening betreft. De effectiviteit van vaccins tegen bacteriële aandoeningen is twijfelachtig en hoewel er soms baat bij is, is het zeker niet altijd de oplossing die men hoopt te vinden. Met de komst van het vernieuwde vaccin tegen leptospirose drie jaar geleden is de ophef echter gegroeid tot ongekende hoogte. Het nieuwe vaccin, de L4 genaamd, naar de 4 stammen waartegen het bescherming biedt, werd in verband gebracht met het overlijden van vele honden wereldwijd. Hoe staat het er nu voor?
Het vorige vaccin, de L2, beschermde tegen twee stammen van leptospirose: Leptospira icterohaermorrhagicae en Leptospira Canicola. Deze twee zouden één van de meest voorkomende serotypes zijn die in Europa voorkomen. In totaal spreken we over meer dan 200 serotypes die leptospirose kunnen veroorzaken. De meest voorkomende ziekte die wordt veroorzaakt door leptospirose is de ziekte van Weil. De symptomen van Weil zijn onder andere apathie, koorts, misselijkheid en gewrichtspijn. In een later stadium worden lever en nieren aangetast waardoor geelzucht kan optreden. Schade aan deze organen is onomkeerbaar en kan resulteren in de dood. Dit kan voorkomen worden door tijdig te behandelen. Leptospirose is in principe goed behandelbaar met een antibioticakuur en heeft dan een goede prognose. De ziekte van Weil is een zoönose, wat betekent dat mensen ook besmet kunnen raken. Net als bij honden is Weil bij mensen goed te behandelen, maar kan het zonder behandeling een dodelijke afloop kennen.
De L4 beschermt, zoals de naam doet vermoeden, tegen 4 serotypes van leptospirose. Behalve de twee soorten die de L2 al bevatte zijn ook de Leptospira Australis (Bratislava) en de Leptospira Grippotyphosa toegevoegd aan dit vaccin. Een bredere werking zou moeten resulteren in een betere bescherming tegen leptospirose, maar helaas werd er al snel melding gemaakt van soms ernstige bijwerkingen. Deze bijwerkingen variëren van milde symptomen zoals zwelling op de plaats van injectie en milde lethargie tot ernstige bijwerkingen zoals meningitis, epileptisch insulten en schade aan organen.
Sinds 2014 werden zo’n 2000 meldingen gedaan van honden die bijwerkingen kregen na het ontvangen van het vaccin, waarvan bij 120 met de dood tot gevolg. Het Veterinary Medicines Directorate van de Britse overheid heeft een onderzoek ingesteld naar het vaccin, maar wil tot op heden geen uitspraak doen over de aantallen slachtoffers en of het vaccin van de markt gehaald zal worden. Wel onderzocht het VMD 292 meldingen van ernstige bijwerkingen met vaak dodelijke afloop. Het onderzoek betrof voornamelijk honden uit Engeland, maar ook uit een aantal andere Europese landen waaronder Nederland, België, Frankrijk, Spanje en Zwitserland. De zaken bestonden uit individuele honden maar ook gehele nesten waarvan een deel (ernstige) bijwerkingen vertoonde. Elke zaak werd uitvoerig onderzocht waarbij de algehele gezondheid, leeftijd, ziektegeschiedenis en behandeling onder de loep werd genomen. Bij een groot deel van de zaken bleek er onvoldoende informatie aanwezig om er een zinnige conclusie aan te verbinden. Bij een kleine groep bleek er een onderliggende oorzaak te zijn waardoor een bijwerking van het L4 vaccin onwaarschijnlijk. Uiteindelijk werd van 53 zaken geconcludeerd dat het mogelijk is dat het ziektebeeld is veroorzaakt door het vaccin. Deze groep bestond uit honden die sterk varieerden in leeftijd en ras. Behalve een aantal zeer jonge pups die vermoedelijk na de eerste entingen ziek zijn geworden werd er ook melding gemaakt van volwassen honden en senioren. Zowel rashonden van allerlei rassen als rasloze honden zijn opgenomen in deze groep. De beschreven ziektebeelden waren eveneens gevarieerd, van honden die plotseling ziek werden en bezweken tot langdurige ziekte waarna de eigenaar koos voor euthanasie.
De onrust omtrent het vaccin wordt al snel gedeeld via social media, en bereikt nu ook de nationale en internationale pers. Zowel de Daily Mail als Telegraph uit Groot Brittannië berichten begin juli over de risico’s van het vaccin tegen leptospirose. Ze noemen voorbeelden van honden die zijn overleden na het vaccin en laten deskundigen aan het woord. Zo laten ze beide weten dat de WSAVA (World Small Animal Veterinary Association) een waarschuwing heeft afgegeven voor het vaccin. Zij zouden adviseren om pups onder de leeftijd van 12 weken niet te laten vaccineren met de L4 van Nobivac. Deze uitspraken worden echter publiekelijk ontkend door de WSAVA. Zij laten op hun website weten dat er sprake is van een artikel dat is gebaseerd op onvoldoende onderzoek van de journalisten.
Daarnaast geven zij aan nooit aanbevelingen te doen over bepaalde merken vaccinaties. Verder verwijzen ze naar de WSAVA richtlijnen die voor het laatst zijn bijgewerkt in 2015. Hierin staat beschreven dat het leptospirose vaccin niet in het standaard vaccinatieschema hoort, maar er per individu bekeken moet worden hoe groot het risico op besmetting is. Dit is onder andere afhankelijk van het leefgebied van de hond en zijn gewoonten. Leptospirose gedijt vooral goed in gebieden met een tropisch klimaat en nestelt zich daar vaak in stilstaand water. Ook kan het worden overgebracht door ratten of muizen. Zodoende zijn honden die veel zwemmen en/of jagen kwetsbaarder voor de ziekte dan honden die dit niet doen. WSAVA adviseert per jaar te bekijken hoe hoog het risico op leptospirose is in het leefgebied van de hond en alleen te vaccineren bij een bewezen hoog risico. Ook raden zij aan om per individu te bekijken of de L2 of L4 het meest effectief zal zijn. Hiervoor is het noodzakelijk om info in te winnen over de aanwezige serotypes leptospirose in de regio. Een algemeen advies over de vaccinatie die bruikbaar voor alle honden is dan ook niet te geven.
Met de recente ontwikkelingen blijkt maar weer dat het lastig kan zijn om feiten te onderscheiden van geruchten. Over het ware risico van het vaccin is nog niets naar buiten gebracht. Wel zijn er de feiten die gelden voor elk vaccin van bacteriële aandoeningen: het vaccin bestaat uit een zogenaamde dode ziekteverwekker, een geïnactiveerd deel van de ziekte waartegen gevaccineerd wordt. Deze ziekteverwekker heeft zelf niet de mogelijkheid om het immuunsysteem te activeren en zo een bescherming tegen de ziekte op te bouwen. Om dit te realiseren moet er een hulpmiddel aan het vaccin worden toegevoegd, een adjuvant.
Bij het Nobivac L4 vaccin is dit adjuvant toegevoegd in de vorm van thiomersal. Thiomersal bestaat voor bijna 50% uit kwik. Dit middel heeft al voor veel ophef gezorgd bij het gebruik in humane vaccins en wordt in verband gebracht met het ontwikkelen ADHD en autisme na vaccinatie. Er is veelvuldig onderzoek naar gedaan, waar enerzijds uit blijkt dat thiomersal veel minder giftig is dan de kwikverbindingen die een rol spelen bij milieuverontreiniging.
Toch blijft het een omstreden middel en hebben een aantal landen het verboden in humane vaccins. Hoewel het in Nederland niet verboden is, wordt er wel naar gestreefd om zoveel mogelijk thiomersal-vrije vaccins aan te bieden en de stof alleen te gebruiken als dit niet anders kan. Of thiomersal één van de boosdoeners is die bijwerkingen veroorzaakt bij het L4 vaccin en welke gevolgen dit heeft, zal de toekomst moeten uitwijzen.