Britse medicijnwaakhond: bijwerkingen Nobivac L4 veel lager

Leestijd
2 minuten
Tot nu toe gelezen

Britse medicijnwaakhond: bijwerkingen Nobivac L4 veel lager

vr, 07/15/2016 - 20:54

Een aantal dagen na het verschijnen van het nieuwsbericht over bijwerkingen van het L4 vaccin in The Daily Telegraph, komen de VMD, WSAVA en de fabrikant MSD met een reactie. The Daily Telegraph publiceerde op 2 juli 2016 het bericht dat duizenden honden in Groot Brittannië last hadden van ernstige bijwerkingen na het toedienen van het Nobivac L4 vaccin, waarvan een deel zelfs overleed. VMD, de waakhond voor de veterinaire geneeskunde van de Britse overheid, laat nu weten dat de genoemde cijfers in het artikel niet kloppen.

Het artikel sprak over 120 honden wiens doodoorzaak in verband wordt gebracht met het vaccin en 2000 meldingen van bijwerkingen sinds het product 3 jaar geleden op de markt kwam. VMD zelf verklaart echter dat het percentage bijwerkingen veel lager ligt, met 6 meldingen op 10.000 vaccins. Wel laten ze weten dat het lastig is om te bepalen hoeveel honden daadwerkelijk ziek werden ten gevolge van het vaccin tegen leptospirose. Dit is omdat het vaccin vrijwel altijd wordt toegediend in combinatie met andere vaccins of anti parasitaire middelen. Op deze manier is het lastig te concluderen welke middelen het ziektebeeld hebben veroorzaakt.

De bijsluiter van het vaccin vermeldt de kans op milde bijwerkingen in de vorm van allergische reacties al sinds het product op de markt kwam. Hierin staat ook aangegeven dat honden tijdens het toedienen van het vaccin in goede gezondheid dienen te verkeren. Daarnaast wordt de combinatie van de Nobiac L4 en Nobivac vaccins tegen hondenziekte, canine adenovirus type 2 en/of het parvovirus goedgekeurd voor gelijktijdige toediening. Voor andere vaccins geldt dat er geen gegevens bekend zijn over de risico’s van het gelijktijdig toedienen met het Nobivac L4 vaccin. Recentelijk is het verzoek bij MSD neergelegd om ook in de bijsluiter op te nemen dat er in zeldzame gevallen immuun-gemedieerde aandoeningen zijn waargenomen na toedienen van het vaccin. Dit betreft aandoeningen zoals immuun-gemedieerde polyartritis, hemolytische anemie en trombocytopenie.

VMD laat weten op dit moment geen noodzaak te zien om het vaccin van de markt te halen. Wel werken ze samen met het European Medicines Agency om meldingen in behandeling te nemen en nauwkeurig te bestuderen. MSD zelf laat weten alle meldingen zeer serieus te nemen en eveneens te laten onderzoeken. In het geval van een melding proberen zij waar dit kan klinisch onderzoek te laten uitvoeren door een veterinair chirurg om te kunnen achterhalen of het ziektebeeld wordt veroorzaakt door het vaccin. Tot nu toe geeft de frequentie van de meldingen aan dat de bijwerkingen worden geclassificeerd als zijnde zeldzaam. Alle partijen benadrukken de noodzaak om mogelijke bijwerkingen te melden aan de officiële instanties. Dit kan in Groot Brittannië via deze link of bij MSD zelf.

Ook dichterbij huis is er nieuws over leptospirose. In februari van dit jaar werd een rapport gepubliceerd over besmetting van 2 dierenartsassistenten met leptospirose. Zij werden besmet door een 11 maanden oude Labrador die met leptospirose was opgenomen in de kliniek. Ondanks dat de hond op een leeftijd van 9 en 12 weken was gevaccineerd met de Nobivac L4 enting werd via urineonderzoek toch de diagnose leptospirose gesteld. Vanwege de diagnose in combinatie met de vaccinatie werd onderzoek gedaan naar antilichamen bij de hond. Er werd getest op 8 veel voorkomende serovars, waaronder die waar tegen gevaccineerd wordt. Op 2 van de 4 serovars uit het vaccin werd een hoge titer gevonden, een logisch beeld na vaccinatie. Op de andere serovars uit het vaccin werden nagenoeg geen antilichamen meer gevonden.

Het is aannemelijk dat de hond ziek werd van een ander serovar dan waar op getest is en waar hij tegen gevaccineerd is. De besmette dierenartsassistenten hadden allen contact gehad met de hond tijdens het verblijf in de kliniek. De hond heeft in zijn enthousiasme gelikt aan hun handen en onderarmen en tijdens het aanleggen van een infuus is er contact geweest met het bloed van de hond. Ook het afnemen van urine voor de diagnosticerende test is in eerste instantie niet gebeurt met voorzorgsmaatregelen zoals het dragen van handschoenen. Een van de assistenten had tijdens de verzorging van de hond een wond (snee) op haar hand, wat de kans op besmetting mogelijk ook heeft vergroot. In totaal zijn 10 medewerkers in contact geweest met de hond, welke allen werden getest op leptospirose nadat twee van de collega’s ziek werden en positief werden getest. De overige 8 werden negatief getest op leptospirose. Toch zijn 6 van de 8 medewerkers die negatief werden getest wel preventief behandeld met doxycycline of amoxiciline in afwachting van de uitslag.

Het RIVM benadrukt de noodzaak van een goede hygiëne en voldoende voorzorgsmaatregelen bij de behandeling van dieren die worden verdacht van leptospirose. Door direct contact met de huid, slijmvliezen en het bloed te voorkomen wordt de kans op besmetting verkleind. Deze informatie is van belang voor dierenklinieken en hun medewerkers, maar ook voor hondeneigenaren wiens hond ziekteverschijnselen vertoont.


dossier