WUR-rapport bijtprotocol Amsterdam moeite waard om te lezen
Na Rotterdam en Tilburg heeft nu ook Amsterdam het (concept) bijtprotocol ter inzage gelegd, met andere woorden, iedereen mag er nu een zogeheten zienswijze over indienen. Als die zienswijzen gelezen en eventueel overgenomen zijn, besluit de gemeenteraad.
Maar zo op het eerste gezicht is het Amsterdamse bijtprotocol een afgewogen stuk, zonder extreme maatregelen. Bij geringe schade of verwonding, een licht bijtincident, krijgt de eigenaar een waarschuwing, met het advies de hond kort aan te lijnen en eventueel te muilkorven. Een advies, geen verplichting. Bij een tweede licht bijtincident (binnen een periode van twee jaar) of een ernstig bijtincident krijgt de hond een “gevaarlijkverklaring” en is kort aanlijnen en (meestal) muilkorven de opgelegde sanctie. Een wat vagere term, “maatschappelijke onrust” rondom de buurt van de hond, kan zorgen voor een nader onderzoek en een gedragstest. Tot slot, zou de openbare orde worden verstoord –wel een wat vaag begrip weer- kan de burgemeester beslissen tot inbeslagname. Daar volgt een gedragstest. In alle gevallen kan de eigenaar een zienswijze, de nieuwe term voor bezwaar, indienen.
Opvallend is dat met geen woord gerept wordt over de “hoogrisicohonden”, noch worden daar speciale maatregelen voor genomen. En daar lijkt het wetenschappelijke rapport van de WUR, de Universiteit van Wageningen, aan ten grondslag te liggen. Want Amsterdam heeft een onderzoek laten uitvoeren voordat het tot deze maatregelen besloot, en dat rapport is behoorlijk genuanceerd. Qua protocol heeft Amsterdam ook de meeste adviezen overgenomen, helaas, de preventieve adviezen zien we in het protocol niet terugkomen. Aan Amsterdam is gevraagd waarom niet, maar we wachten nog op het antwoord. Desondanks lijken veel van deze preventieve maatregelen in het advies –niet gericht op de hoogrisicohonden maar op hondenbezit in totaal- beslist hout te snijden.
Zoals de inrichting van een puppyconsultatiebureau voor veterinaire basiszorg, preventie van gedragsproblemen bij honden in de leeftijd van 0-2 jaar en ondersteuning van verantwoordelijk gedrag bij de eigenaar , het stimuleren van alle puppyeigenaren tot het volgen van minimaal een puppycursus bij een gekwalificeerde instructeur, verplicht deze voor honden met een volwassen gewicht van > 20 kg,aangevuld met een gehoorzaamheidscursus ter verkrijging van een ‘sociale hond’ certificaat; En Amsterdamse hondenbezitters zullen beslist blij worden als het advies tot het maken van meer losloopgebieden wordt gevolgd. Iets meer “discriminerend” is het advies om een specifiek Amsterdamse lijst met ‘gevaarlijke’ rassen op te stelen, maar gelet op het feit dat ‘herders’ (diverse rassen) in Amsterdam ook een relatief groot aantal bijtincidenten veroorzaken (12,5% van het totaal), is dit op zich begrijpelijk. Net als de –in Duitsland overigens al vaak verplichte- maatregel om die rassen altijd kort aan te lijnen en alleen door personen ouder dan 18 jaar te laten uitlaten, tenzij het certificaat “sociale hond” is gehaald. Ook nadere omschrijving van wat een ontsnappingsveilig erf is lijkt een goed advies. Het houdverbod voor mensen die twee keer –als eigenaar- bij een ernstig bijtincident zijn betrokken klinkt ook beslist logisch, mits dan wel gekeken wordt naar de omstandigheden waarin het incident plaatsvond. En uiteraard ook het versterken van voorlichting over veilige omgang van het kind met de hond via specifieke kanalen als verloskundigenpraktijken, consultatiebureaus, basisscholen en dierenspeciaalzaken lijkt geen overbodige luxe. Het anonieme meldpunt, ook in Rotterdam al voorgesteld, is een discussie waard. Dat kan ook tegenwerken. Minder enthousiast zullen Amsterdammers zijn over het voorstel om dit allemaal te bekostigen uit het opnieuw invoeren van de hondenbelasting, maar in ieder geval zou dat geld dan wel voor hondenzaken gebruikt worden. Maar ja, Amsterdam schat het aantal honden in de stad op tussen de 27- en 38.000 (omgerekend naar een landelijk beeld zouden het er zelfs 89.000 kunnen zijn, maar buiten de stad hebben mensen gemiddeld meer honden), en voor maar 19.000 werd (de hondenbelasting bestaat daar niet meer) belasting betaald.
Het onderzoek naar literatuur van de WUR is breed. Zo blijkt dat Nederland in vergelijking met andere landen veel minder bijtincidenten met ziekenhuisopname als gevolg kent., 1,8 incident per 100.000 inwoners per jaar. Dat zijn uiteraard geregistreerde incidenten, het daadwerkelijke aantal kan hoger liggen.
De WUR maakt ook duidelijk dat “agressie” door wetenschappers soms wel, en soms niet rasgebonden kan zijn. Pitbull-achtige honden en rottweilers waren in de VS vaker betrokken bij dodelijke bijtincidenten, maar andere onderzoeken laten juist weer zien dat honden die gekwalificeerd worden als “hoogrisicohonden” geen noemenswaardige extra schade aanrichten in vergelijking met “veilige” rassen. Uiteraard wel naar grootte, en deze onderzoekers geven ook aan dat er veel factoren rondom de incidenten spelen, zoals opvoeding van de hond, het type eigenaar, maar ook de feitelijke omgeving. De WUR citeert een onderzoek naar Nederlandse Rottweilers, waarbij er duidelijk onderscheid was tussen stamboomhonden (met sinds 2001 verplichtte MAG-test) en niet-stamboomhonden. Citaat: “Van der Borg et al. (2017) vonden geen verschil (op basis van beoordeling van gedrag door de eigenaren) in op gezinsleden gerichte agressie tussen Rottweilers met en zonder stamboom. Agressie, gericht op onbekenden was bij Rottweilers zonder stamboom bijna 2 x zo hoog en angst voor onbekenden bijna 4 x zo hoog als bij Rottweilers met een stamboom. Ook bij niet-sociale angst scoorden Rottweilers zonder een stamboom ca. 4 x zo hoog als Rottweilers met een stamboom. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een dergelijke test voor fokdieren helpt om specifieke angst en agressie te verminderen.”
En met nog meer onderzoek geeft de WUR aan dat rasspecifieke maatregelen niet tot veel resultaat leiden. Citaat: “Bradley (2014) geeft in een beleidsnotitie aan dat pogingen om met rasspecifieke wetgeving de kans op bijtletsel verder te verkleinen niet kunnen worden verdedigd op grond van enig wetenschappelijk bewijs. Zulke wetgeving is volgens Bradley derhalve arbitrair en elimineert bepaalde typen honden met stelselmatige willekeur zonder enig bewijs dat ze ooit een mens hebben beschadigd. Ook Kaspersson (2008) betoogt onder de titel ‘On treating the symptoms and not the cause’ dat er onvoldoende wetenschappelijke basis is voor rasspecifieke wetgeving. Zij concludeerde dat de focus te veel ligt bij ras/type en te weinig bij eigenaren en context en dat dit de mythevorming rond ‘status dogs’ en ‘weapon dogs’ in stand houdt. Tot een vergelijkbaar standpunt komen Arluke et al. (2017) op basis van een analyse van inhoud en taalgebruik van 156 artikelen over hondenbeten, geschreven door professionals uit de humane gezondheidszorg. Het onderzoek onthulde een patroon van verkeerde informatie over hondengedrag, over rassen en over mens-hond interactie die een negatief effect zou kunnen hebben op de manier waarop lezers honden en hun gedrag beoordelen. Verkeerde informatie omvatte feitelijke fouten, misinterpretaties, weglatingen, emotioneel geladen taal en overdrijvingen gebaseerd op verkeerd begrepen of onnauwkeurige statistieken of op vertrouwen op de interpretatie door derden van de mening van andere auteurs. Dat in de evaluatiestudie van Cornelissen en Hopster (2008) van de in beslag genomen honden van het type Pitbull slechts 7% bij een bijtincident betrokken was ondersteunt de stelling dat generalisatie en negatieve beeldvorming aan de orde zijn.”
Is het de hond of de eigenaar. “De hond” roepen de voorstanders van HR-wetgeving, “de eigenaar” roepen de tegenstanders (ietwat generaliserend). De WUR haalt hierbij de volgende conclusies aan. Citaat: “Duijnker (2016) geeft aan dat er verschillende motivaties van eigenaren zijn te onderscheiden om een hond te houden, waaronder het vergroten van hun eigen status of het bewaken van goederen of de houder zelf. Zij haalt Hallsworth (2011) aan die aangeeft dat honden die aangeschaft worden vanwege de status die ze opleveren, vaak slecht getraind, verwaarloosd en niet onder controle worden gehouden.” Maar dat is niet voorbehouden aan HR-hondeneigenaren: “Lockwood (2016) geeft aan dat onverantwoordelijk gedrag van de eigenaar niet voorbehouden is aan eigenaren van honden die tot bepaalde rassen behoren. Wel kunnen honden van rassen met een hoger bijtrisico bij deze eigenaren eerder bijtschade veroorzaken.” De WUR concludeert dan ook: “Eigenaar: Socialisatie, opvoeding en training verklaren een groot deel van de variatie in problematisch gedrag binnen rassen en zijn sterk gerelateerd aan de persoonlijkheidskenmerken van de hondeneigenaar. Mensen hebben uiteenlopende motivaties om een hond te fokken (bijvoorbeeld inkomsten, liefhebberij) of te houden (bijvoorbeeld status, gezelschap, bescherming, hulp), onderhouden met honden relaties die verschillen in de mate waarin de hond tot hun gevoel spreekt, zijn meer of minder effectief in de communicatie met hun hond en tonen meer of minder verantwoordelijkheid waar het de omgang met de hond betreft. Mensen lijken geneigd om een hond aan te schaffen die qua persoonlijkheid op hen lijkt. Bij het risico op bijtincidenten kan de bijdrage van de hond niet los gezien worden van de bijdrage van diens eigenaar.” Een evaluatie van rasspecifieke wetgeving naar het effect op hondenbeten in diverse landen toont ook een wisselend beeld, soms is het wel effectief, even zo vaak, of vaker, niet. Terwijl Nederland er nog over spreekt (de RAD bleek ook niet effectief, en is daardoor afgeschaft) om het weer in te voeren, wordt het in diverse landen weer teruggedraaid. Er zijn overigens wel weer landen waar men het toch wil gaan invoeren, o.a. België.
Daarnaast geeft de WUR aan dat de omstandigheden bij een bijtincident ook van groot belang zijn. Wie leest dat er 150.000 bijtincidenten per jaar zijn krijgt al snel het idee dat er buiten alleen ongeleide projectielen op 4 poten rondlopen. Maar in Nederland (Cornelissen en Hopster, 2008) gebeurt 61% van alle bijtincidenten in de huiselijke kring. Niet buiten. En, citaat, “Rosado et al. (1995) hebben de context van 169 bijtincidenten (van de in totaal 4.186 onderkende bijtincidenten) in hun publicatie opgenomen waaruit blijkt dat de oorzaken divers waren variërend van reactie op behandeling bij de dierenarts, tijdens het scheiden van vechtende honden of alleen langs de hond lopen, rennen of fietsen. Een derde van deze bijtincidenten gebeurde tijdens het helpen van een hond of het uit elkaar halen van vechtende honden. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de mens zeker niet altijd een bewust doel is voor de bijtende hond. Ook uit de studie van Cornelissen en Hopster (2010) komt dat bijna een derde van de bijtincidenten als ‘onbedoelde beet’ kan worden beschouwd.” Bijtincidenten tussen honden onderling komen wel vaak voor (nog altijd denken veel mensen dat alle honden het altijd met elkaar kunnen vinden, ten onrechte…). “Agressie tussen onbekende honden in het Verenigd Koninkrijk komt volgens Casey et al. (2013), op basis van een door 3.897 hondeneigenaren ingevulde enquête, regelmatig voor. Een op de vijf (22%) hondeneigenaren heeft dit één of meerdere keren meegemaakt.” En acht procent van alle eigenaren heeft thuis tussen de eigen honden te maken met agressie.
En dan het risico. Wie de media volgt krijgt het idee dat bijtincidenten steeds vaker voorkomen. De cijfers laten zien dat het de laatste vier jaar zo goed als stabiel is, en zelfs iets afneemt. Het aantal bezoeken aan de spoedeisende hulp (SEH) neemt zelfs flink af in de periode 2010-2015. Kinderen tussen de 0 en 12 jaar lopen het meeste risico. Hoe groot het risico op een ernstige beet is? Per 100.000 inwoners werd in 2015 0,8 persoon in het ziekenhuis opgenomen. SEH-bezoeken en ziekenhuisopnames kosten “de maatschappij” toen in totaal net geen 800.000 euro. Wellicht goed om dat eens naast de cijfers van aanrijdingen door dronken bestuurders, ongevallen op het sportveld (150 miljoen per jaar), of, zorgkosten door roken (3 miljard per jaar, opgave Min. Van Volksgezondheid).
Veel tegenstanders van Hoogrisicohonden schermen met “het zoveelste dodelijke slachtoffer”. En elk slachtoffer is er één teveel. Maar hoe groot is de kans dat u overlijdt ten gevolge van een hondenbeet? Ter vergelijking, de kans dat u overlijdt door een bijensteek is 1 op de 5 miljoen, u loopt een kans van 1 op de 91.000 dat u overlijdt omdat u gaat fietsen. En 1 op de 163.000 dat u wordt vermoord. Voor hondenbeten is die kan 1 op de 43 miljoen, met andere woorden, u gaat nog eerder dood aan de mazelen.
Al met al is het rapport van de WUR zeer lezenswaardig en afgewogen qua literatuur, en beslist minder gefocust dan het advies van de RDA. Natuurlijk zal niet iedereen het er volledig mee eens zijn, maar er is gekozen voor een brede aanpak. Het daaruit volgende bijtprotocol van Amsterdam is daarmee ook een redelijk afgewogen protocol. Ondanks dat het te hopen valt dat ook Amsterdam meer gaat inzetten op preventie. En dat andere gemeentes vergelijkbare keuzes maken.
bron