Meer agressie bij gecastreerde teven
Het castreren van teven is nog altijd een veel gebruikte methode, niet alleen om te voorkomen dat er (ongewenste) pups komen, maar ook om “overlast” door bloedverlies en bepaald gedrag te voorkomen. Hoewel de gevolgen van (vroegtijdige) castratie voor de gezondheid nog steeds onderwerp van discussie zijn - denk bijvoorbeeld aan bepaalde vormen van kanker die al dan niet vaker voorkomen - wordt vrij algemeen aangenomen dat de gevolgen voor het gedrag te verwaarlozen zijn.
In een nieuw, recent gepubliceerd onderzoek is wel specifiek gekeken naar gedragszaken.
Er werd naar 8981 teven gekeken die vóór 520 weken (tien jaar) van het leven waren gecastreerd om andere redenen dan gedragsproblematiek, waarbij hun percentage levenslange blootstelling aan geslachtshormonen (PLGH) werd berekend als een percentage van hun leeftijd op dat moment. Van de honden werd het gedrag gemeten op de zogenaamde C-BARQ-schaal.
De onderzoekers ontdekten dat 23 gedragingen verschilden van intacte teven en gecastreerde teven, waarvan 12 werden geassocieerd met PLGH en 5 met leeftijd-van-castratie (AAS).
Twee gedragingen, kauwen op dingen en huilen wanneer de honden alleen gelaten werden, waren significant meer waarschijnlijk bij honden met een langere PLGH (oftewel bij honden die pas laat gecastreerd waren). In tegenstelling hiermee werd langere PLGH geassocieerd met 10 aanzienlijk minder (meestal ongewenste) gedragingen. Hiervan betrof één gedraging angst en drie betroffen agressie.
Deze gegevens geven reden om te vermoeden dat de neiging van honden om bepaald gedrag te vertonen kan worden beïnvloed door de timing van castratie. Ze tonen aan dat het gedrag van vrouwelijke honden rijpt wanneer geslachtshormonen hun effect mogen hebben op de ontwikkeling van het gedrag.
De hier gerapporteerde verschillen tussen ongewenst gedrag van gesteriliseerde en intacte honden lagen in het bereik van 5,33% en 7,22%, wat suggereert dat voor sommige honden een vroege castratie ervoor kan zorgen dat huilen en sloopgedrag in huis kan verminderen maar dat er tegelijk meer kans is op andere ongewenste gevolgen. Dierenartsen kunnen rekening houden met deze gegevens om de risico's en voordelen van castratie met klanten te bespreken, en daarmee de timing van de procedure.
Net als bij een eerder onderzoek bij gecastreerde reuen is er geconstateerd dat teven met kortere blootstelling aan hun natuurlijke geslachtshormonen (verminderde PLGH) meer incidentie van verschillende angst / angst, agressief en prikkelbaar gedrag vertoonden dan intacte teven. Denk hierbij aan bijvoorbeeld blaffen als er onbekende honden zijn, grommen en blaffen als de bel gaat en er een onbekende binnenkomt en wanneer de teef wordt benaderd door een onbekende reu.
Dit komt overeen met eerder onderzoek (Balogh), die ontdekte dat eigenaren van gecastreerde honden frequentere en / of intensere angstreacties bij hun honden beschreven in reactie op harde geluiden, onbekende objecten die de plek waar de honden buiten liepen naderden, of als ze werden benaderd door onbekende blaffende, grommende of springende honden. Een eerdere studie over vrouwelijke Duitse herders meldde een toename van door de eigenaar gerapporteerde emotionele reactiviteit na complete castratie.
Huilen bij alleen zijn (verlatingsangst) en kauwen op allerlei objecten waren de enige gedragingen die minder vaak werden gemeld met een afnemende levenslange blootstelling aan geslachtshormonen. Huilen werd ook vaker gemeld bij mannelijke honden met lage PLGH.
Sommige resultaten verschilden tussen PLGH en AAS. Zo kan PLGH worden beschouwd als een maat voor hoeveel van het leven van de hond is beïnvloed door ongewijzigde niveaus van geslachtshormonen. Simpel gezegd, een hond die na 8 maanden wordt gecastreerd en waarvan de C-BARQ-schaal snel daarna werd gemeten, zal in het algemeen minder blootstelling aan geslachtshormonen tonen dan een hond die na 5 jaar wordt gecastreerd en waarbij de C-BARQ-schaal pas 3 jaar later wordt gemeten. Deze zal een hogere PLGH hebben.
Bij honden die langer onder invloed stonden van voortplantingshormonen (PLGH) zagen de onderzoekers wel dat deze minder snel (terug)kwamen indien ze geroepen werden. Dat werd niet gezien bij honden die pas op latere leeftijd werden gecastreerd (AAS). Datzelfde gebeurde met het kauwen op ongewenste voorwerpen.
De waarschijnlijkheid van agressief gedrag tegenover andere honden nam toe met afnemende PLGH, maar er was geen significant effect van AAS oftewel op latere leeftijd castreren. Dit resultaat kan wijzen op gedrag dat sterker wordt beïnvloed door hormonen dan door leeftijd - en bij uitbreiding, leren. Voor reuen is de leeftijd bij castratie (AAC) voorgesteld als een nuttiger meetinstrument om gedrag te begrijpen dat zich ontwikkelt met seksuele volwassenheid en resistent is tegen “verdwijnen door castratie”. Er waren geen gedragingen in de huidige analyse van teven die toenamen of afnamen met AAS maar niet met PLGH. Dit kan een factor zijn van de leeftijd waarop vrouwelijke honden typisch worden gecastreerd, of het is mogelijk dat gedrag dat zich ontwikkelt onder invloed van hormonen bij vrouwelijke honden ook tot op zekere hoogte wordt gehandhaafd door een hormonaal effect.
De beslissing om wel of niet te castreren wordt op de voet gevolgd door de beslissing wanneer de operatie moet worden uitgevoerd. Maximale reductie van het risico op borsttumoren bijvoorbeeld heeft de voorkeur voor eerdere castratie, terwijl voor maximale reductie van het risico op atrofische vaginitis en incontinentie latere castratie de voorkeur heeft.
Samengevat, als je wilt castreren bij teven is de leeftijd, en zeker de duur van de blootstelling aan geslachtshormonen van belang. Vooral omdat eigenaren meer angstig en agressief gedrag rapporteren bij hun honden als er vroeg gecastreerd is.
Deze bevindingen kunnen nuttig zijn voor dierenartsen, gedragstherapeuten en trainers die hondeneigenaren adviseren over strategieën voor gedragsbeheer voor en na het castreren. Ook zouden dierenartsen hun klanten beter voor moeten lichten over de gevolgen van castratie. Desondanks is gedrag ook een gevolg van opvoeden en leren, en kan een castratie niet alleen voor gedragsproblemen verantwoordelijk worden gehouden.
dossier