Teven zijn beter tegen allergie dan reuen
Kinderen die opgroeien met honden hebben minder vaak last van astma. Opvallend nieuw daarbij is dat het vooral geld als de kinderen samen met een teef opgroeien. Dat blijkt uit een nieuwe studie van Karolinska Institutet en de universiteit van Uppsala in Zweden. De onderzoekers vonden echter geen verband tussen 'allergievriendelijke' rassen en een lager risico op astma. De studie is gepubliceerd in het tijdschrift Scientific Reports.
Eerdere onderzoeken hebben een verband aangetoond tussen opgroeien met honden en een lager risico op astma bij kinderen, maar het was niet bekend of er een verband was met bepaalde fenotypische zaken bij die honden. In dit nieuwe onderzoek hebben de onderzoekers gekeken hoe variabelen zoals geslacht, ras, het aantal honden of grootte van de hond in verband kan worden gebracht met het risico op astma en allergie bij kinderen die tijdens hun eerste levensjaar in een huis met een hond zijn opgegroeid.
"Het geslacht van de hond kan van invloed zijn op de hoeveelheid vrijgegeven allergenen, en we weten dat ongecastreerde reuen meer van een bepaald allergeen vrijgeven dan gecastreerde honden en vrouwelijke honden", zegt Tove Fall, universitair hoofddocent bij de afdeling Medische Wetenschappen aan de Universiteit van Uppsala . "Bovendien worden er van sommige rassen gezegd dat ze 'hypoallergeen' of 'allergievriendelijk' zouden zijn en dus meer geschikt zijn voor mensen met allergieën, maar hiervoor bestaat geen wetenschappelijk bewijs. '
Het onderzoek omvatte alle kinderen geboren in Zweden tussen 1 januari 2001 en 31 december 2004 die een hond in hun huis hadden tijdens het eerste levensjaar (23.600 personen). Gegevens van de Zweedse bevolking en registers van gezondheidsgegevens werden anoniem gekoppeld aan twee registers van hondenbezitters van de Zweedse landbouwraad en de Zweedse kennelclub. De honden werden geclassificeerd op basis van geslacht, ras, aantal, grootte en vermeende 'hypoallergeniciteit'.
De onderzoekers bestudeerden vervolgens de relatie tussen de kenmerken van de honden en de diagnose “astma of allergie” of het voorschrijven van astma of allergie drugs op de leeftijd van zes jaar. Daarbij werd ook gecontroleerd op alle bekende omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op het risico van het ontwikkelen van astma of allergieën, zoals ouderastma / allergie, geografische locatie en aantal broers en zussen.
De resultaten lieten zien dat de prevalentie van astma op zesjarige leeftijd 5,4 procent was. Kinderen met alleen teven in huis hadden een 16 procent lager risico op astma dan kinderen die met reuen waren grootgebracht. Leven met een reu leverde echter geen hoger risico op astma op dan leven zonder hond. Kinderen met twee of meer honden hadden een 21 procent lager risico op astma dan degenen die opgroeien met één hond. De onderzoekers speculeren dat dit ook verband kan houden met een meer “outdoor”-levensstijl van mensen met (meerdere) honden, waardoor kinderen meer blootgesteld worden aan allergenen en er dus een hogere resistentie tegen ontwikkelen.
Kinderen die opgroeien met gezelschapshonden (groep 9 FCI) hadden vaker allergieën en astma dan kideren die opgroeien met herdershonden (groep 1) of retrievers (groep 8). De onderzoekers zien twee mogelijke verklaringen. Herdershonden worden vaker p het platteland gehouden, en zijn vaker buiten (de kinderen ook overigens), dan de veelal in de stad gehouden gezelschapshonden. En allergie bij kinderen komt bij stadskinderen ook veel vaker voor.
Dat reuen minder "goed" zijn voor allergie zou kunnen komen doordat het voornaamste allergeen waardoor mensen allergisch zijn voor honden, Can f5, ook afgescheiden wordt door het prostaatweefsel in de urine. Alleen reuen hebben een prostaat, teven niet. Omdat in Zweden het overgrote deel van de reuen n niet gecastreerd wordt, kon dit onderzoek het veerschil gecastreerd/niet gecastreerd niet onderzoeken.
Kinderen van ouders met astma / allergieën hadden vaker rassen thuis die 'hypoallergeen' zouden zijn dan kinderen van ouders zonder astma / allergieën ( 11,7 procent versus 7,6 procent). Blootstelling aan deze rassen bleek een 27 procent hoger risico te geven op allergie, maar geen verhoogd risico op astma.
"De waarschijnlijke verklaring voor dit hogere risico is dat gezinnen met een geschiedenis van allergie voor pelsdieren vaker voor deze honden kiezen, en ook dat 'allergie vriendelijke' honden in feite niet minder allergenen afgeven," zegt Catarina Almqvist Malmros, hoogleraar aan de Afdeling Medische Epidemiologie en Biostatistiek.
"De bevinding moet met de nodige voorzichtigheid worden behandeld, want we kunnen niets zeggen over enige echt oorzaak en gevolg, er zijn meer onderzoeken nodig om de verschillen over langere tijd te volgen, het risico op allergieën te meten met behulp van biomarkers en rekening te houden met de microflora." Om op basis van het onderzoek mensen te adviseren bepaalde honden wel of niet te nemen, vinden de onderzoekers te ver gaan. Er is nog veel onbekend.
bron
Dog characteristics and future risk of asthma in children growing up with dogs