Is de Engelse bulldog te redden?
Op BBC-1 heeft Catherine Tate woensdagavond aandacht geschonken aan de problematiek rond de Engelse bulldog. Ze maakte een documentaire over het Britse symbool, de Engelse bulldog, omdat het ras zeer diep in de gevarenzone zit. Heeft dit ras een toekomst? Of is het symbool van de Britten gedoemd ten onder te gaan?
Tate is een hondenliefhebber, al heeft ze geen bulldog. Haar insteek was te onderzoeken waar het mis is gegaan. Want dat dat het geval is lijdt geen twijfel voor haar. De gemiddelde leeftijd is acht jaar (dat is met stamboomloos erbij, de cijfers van de Engelse Kennel Club zeggen zes jaar).
Bij de geboortes is 86% een keizersnede en rond de 50% van de dieren lijdt aan ademhalingsproblemen.
En dan zijn er nog de oogproblemen, de knieproblemen en de huidproblemen.
Iedereen lijkt het er wel over eens te zijn dat er een probleem is, maar wat er aan te doen? Dat bleek de grote vraag waarop geen antwoord kwam.
De Engelse Kennel Club (die overigens géén FCI is) is zich zeer bewust van het probleem, maar heeft testen niet verplicht gesteld. De reden daarvoor is volgens Bill Lambert, die gezondheid en fokkerij in zijn portefueille heeft, dat de KC mensen probeert binnen de organisatie te houden. “En dat doen we liever door aanmoediging en overtuigingskracht dan door dwang.”
Volgens Lambert zijn de onverantwoordelijke fokkers de schuldigen. Een kwestie van vraag en aanbod, stelde hij vast, waardoor er onverantwoordelijk gefokt wordt. Maar de KC is wel bezig met onderzoek naar de genen die zorgen voor brachycefalie, de officiële naam voor kortschedeligheid.
Dr. Rowena Packer van het Royal Veterinary College zag dat heel anders: Het is een prachtig ras, een icoon, maar in deze vorm is het niet “fit for life”, zo zei ze. “We zullen het uiterlijk fundamenteel moeten veranderen als we dit ras willen behouden. En de genenpool is zo klein dat selectie via DNA de zaak alleen maar erger zou maken.”
Dat maakte het allemaal ingewikkelder, maar kunnen we het ras dan redden? Jeff Schoenebeck van het Roslin Institute (u weet wel, waar het schaap Dolly vandaan kwam) vertelt over die mutatie: “We hebben een mutatie gevonden die de snuit korter en korter maakt. En de Engelse bulldog heeft daar niet slechts één kopie van. Ze hebben er twee, allemaal. Dus we kunnen niets wegfokken, er is niets anders dan dit.”
Schoenebeck heeft dan ook een duidelijk antwoord op de vraag of het ras gered kan worden: “Nee. Daarvoor zijn verse genen nodig. En dat betekent dus dat er een ander ras ingekruist zou moeten worden, zodat we van die verkeerde genen afkomen.”
Dat is klare taal. Het ligt niet aan de onverantwoordelijke fokkers of de rigide rasstandaard. Het ligt aan het ras.
De “outcross” waar Schoenbecke over spreekt is al gaande, zij het buiten de officiële stamboeken. Al sinds de jaren zeventig zelfs. Er is namelijk de Leavitt-bulldog, een hond die ontstaan is uit kruisingen van een Engelse bulldog met een bullterrier, een bullmastiff en een Amerikaanse bulldog. Aan de basis hiervan stond David Leavitt, die in die periode al constateerde dat de Engelse bulldog van die tijd in niets meer leek op de bulldog van weleer. Het is een ras dat al vanaf het begin een registratie kent, strikte gezondheidseisen kent en gezond en sterk is. Het kent geen van de gezondheidsproblemen die de huidige Engelse bulldog teisteren. Resumerend kunnen we stellen dat er dus hoop is, maar wellicht niet zoals de liefhebbers van Engelse bulldoggen dat graag zouden zien. Dogzine hoopt binnenkort met Dr. Schoenbecke te spreken over dit onderwerp. In de Dogzine van mei-juni zal een portret van de Leavitt-bulldog staan.