• Pups bijvoeden, hoe en wat?
Leestijd
3 minuten
Tot nu toe gelezen

Pups bijvoeden, hoe en wat?

ven, 04/12/2019 - 19:47

Iedereen die fokt weet het. Soms heb je een pup die wat achter is. Of een pup die gewoon kleiner is dan de rest en weggeduwd wordt. En soms, je moet er niet aan denken maar het gebeurt, soms verliest een fokker de teef, en niet de pups. Daar zit je dan, en je moet bijvoeden.
Wat is dan verstandig? En wat geef je eigenlijk?

Als de pup op temperatuur is (meet dat voorzichtig rectaal) kun je gaan voeden. Hoe doe je dat?


Dit artikel is een premium-artikel,beschikbaar voor abonnee's van ons blad en website-abonnee's. Het vervolg van dit artikel kunnen abonnees lezen.

Wilt u toegang, kijk dan hier voor de mogelijkheden


 

Er zijn twee mogelijkheden: met de maagsonde en met een zuigfles.
Veel mensen gebruiken liefst een zuigfles. Dat is begrijpelijk, want het bootst de natuur na. Pups hebben ook een drang tot zuigen dus de gedachte is heel logisch. Een zuigfles heeft wel een risico: pups lopen een risico op verslikking en daardoor longontsteking.

Een sonde is daarom ook een prima optie. Voordeel is dat het risico op verslikken klein is en dat bovendien de hoeveelheid voeding prima af te passen en te controleren is. Als de sonde naast de pup wordt gehouden is simpel af te tekenen wat de afstand is van de laatste rib tot de opening van het bekje: zover mag de sonde naar binnen.

De meeste pups slikken de sonde makkelijk in en deze kan dan doorgeschoven worden tot de gewenste lengte. Je merkt vanzelf of dat goed gaat: spartelt de pup heftig dan moet het opnieuw. Als de sonde de slokdarm in glijdt vinden pups dat vaak wel ongemakkelijk, maar de meeste laten het goed toe.
Let op dat je regelmatig controleert of die lengte nog klopt: een pup groeit en dus wordt de afstand groter.

De melk moet ca 38 graden Celsius zijn.
De hoeveelheid die per keer in de maag past is 5-10% van het gewicht van de pup. Regelmatig wegen is dus belangrijk. Een pup van 300 gram kan volgens deze formule ongeveer 15-30 ml per keer krijgen.
Deze methode is betrouwbaar voor alle pups. Pups moeten 8-12 maal per etmaal gevoed worden, dat wil zeggen elke 2-3 uur. Is er geen teef, dan zal het buikje voorzichtig met vochtige watten gemasseerd moeten worden om de ontlasting en urine eruit te krijgen. Het vraagt dus heel wat inspanning.

Wat geef je?

Dat antwoord lijkt is simpel: puppymelk. Gek genoeg is dat voor lang niet iedereen zo makkelijk en logisch. Er wordt vaak van alles gegeven terwijl er prima kunstmelkproducten zijn.

Toen die er nog niet waren werd er zelf pupmelk gemaakt. Dat voldoet wel, als de bestanddelen goed in acht worden genomen, maar een kunstmelk is altijd beter, domweg doordat die samenstelling het meest lijkt op die van de hond zelf. Tegenwoordig wordt er heel vaak geitenmelk geadviseerd. Geitenmelk is prima om pups mee af te spenen, maar voldoet absoluut niet om moederloze pups mee groot te brengen of om mee bij te voeden.
In onderstaande tabel zie je de bestanddelen van een aantal diersoorten. De melksamenstelling is soortspecifiek. Alleen kattenmelk zou nog enigszins in de buurt komen van de samenstelling van hondenmelk. 

Diersoort eiwit % vet % lactose % as % totaal vaste stoffen
Buffel 10.4 5.9 4.3 0.8 21.5
Konijn 12.2 10.2 1.8 2 26.4
Schaap  5.3 5.5 4.6 0.9 16.3
Koe 4.1 3.6 4.7 0.7 13.1
Vos 5.8 6.7 4.6 0.9 18.1
Kat 10.9 11.1 3.4 -- 25.4
Geit 3.5 3.1 4.6 0.79. 12.0
Hond 8.3 9.5 3.7 1.2 20.7

 

Wie in het overzicht kijkt naar de verschillen in eiwit en vet zal begrijpen waarom kunstmelk beter is voor het grootbrengen van pups dan schapenmelk, koemelk of geitenmelk. Roofdieren hebben andere behoeftes dan herbivoren en dat is terug te zien in de melk die ze produceren. Dergelijke melk heeft simpelweg veel te weinig voedingsstoffen voor een pup en deze zal er daardoor niet goed door groot worden. De kans op tekorten is groot.

Kunstmelk dus. Welke soort gebruikt wordt is heel persoonlijk. Eigenlijk is de simpele regel: het merk waar de pups het goed op doen, voldoet. Hoe het kan dat sommige merken beter worden verdragen dan andere is niet bekend; wat voor het ene nest prima voldoet, is bij een ander nest geen succes.

Vaak wordt er een hoeveelheid voor de nacht aangemaakt en die wordt dan in delen opgewarmd. Dat kan prima en is zeker niet slecht. En zijn zelfs onderzoeken die aantonen dat de melk vooraf aanmaken een positief effect heeft omdat het hierdoor minder zou klonteren en de voedingsstoffen zich beter zouden verdelen.

Maak de melk niet te warm aan. De kans is groot dat het dan toch gaat klonteren. Als er water gekookt wordt voor het aanmaken van de melk, laat het dan afkoelen tot ongeveer 80 graden, en roer dan rustig. Hard schudden veroorzaakt snel klontjes. Dat komt door de vetten in de melk, die niet makkelijk mengen met water.
Om die reden kan het dus ook handig zijn de melk vooraf te maken en dan een uurtje te laten staan.  Door rustig roeren zal de kunstmelk makkelijker oplossen en de aangemaakte melk kan simpel worden opgewarmd.

Dat opwarmen kan au bain-marie, de fles dus in een pannetje water, of in een flessenwarmer. In de magnetron is af te raden: het wordt vaak lokaal warmer dan mag en daardoor kunnen er voedingsstoffen verloren gaan. Bovendien kunnen er dan lokaal weer klontjes ontstaan.
Klaargemaakte melk invriezen kan gewoon. Melkpoeder kun je ook prima invriezen trouwens. Zo hoef je niet bang te zijn dat het na de houdbaarheidsdatum niet meer bruikbaar is.