Het moment van castratie en gedrag
Er zijn al veel onderzoeken geweest naar de effecten van castratie op de gezondheid van een hond. Toch is een van de meest voorkomende redenen om te castreren, vooral bij reuen, een gedragsprobleem dat men hoopt te verhelpen of voorkomen. Of dit zinvol is, daar zijn de meningen over verdeeld.
Een wetenschappelijk onderzoek uit 2018 ging hier dieper op in. Voor het onderzoek werd het gedrag van in totaal 6235 gecastreerde reuen in kaart gebracht. Allen waren gecastreerd voor de leeftijd van 10 jaar en bij geen van alle was een gedragsprobleem de reden om te castreren. De leeftijd waarop de honden werden gecastreerd liep erg uiteen, met een gemiddelde leeftijd van 13 maanden. Hierdoor zat er ook veel verschil in het percentage geslachtshormonen (PLGH) waaraan de hond was blootgesteld, iets dat alleen wordt aangemaakt bij intacte reuen. De eigenaren van deze honden vulden een uitgebreide enquête in over het gedrag van hun honden. Dit werd vergeleken met dezelfde enquête bij intacte reuen. Van elke gedraging, in totaal 100, werd vergeleken hoe vaak deze voorkwamen bij intacte en gecastreerde reuen.
Er bleek dat bij 40 gedragingen het percentage aanzienlijk verschilde tussen intacte en gecastreerde honden. Van deze gedragingen konden er 25 gelinkt worden aan de aanmaak van geslachtshormonen en 14 aan de leeftijd waarop er was gecastreerd. De voordelen voor gecastreerde reuen bleven beperkt tot twee gedragingen. Ze hadden minder de neiging om binnenshuis te urineren en ook huilen bij verlaten van de eigenaar kwam minder vaak voor.
Daar tegenover staat dat intacte reuen op 26 gedragingen duidelijk lager scoren. Deze gedragingen omvatten onder andere angst- en agressieve reacties, zoals angst voor plotselinge harde geluiden en onbekende objecten. Honden die langer intact waren gebleven vertoonden minder vaak angst bij handelingen zoals nagels knippen, een dierenartsonderzoek maar ook in contact met andere honden net zo groot of groter dan zijzelf.
Ook toonden ze meer zelfvertrouwen in een nieuwe omgeving of bij benadering van een voor hen onbekend kind. Vroeg gecastreerde reuen (op moment van geslachtsrijpheid of net ervoor) reageerden vaker met agressie op bijvoorbeeld passanten die langs hun woning lopen, postbezorgers en joggers en fietsers. Ook vertoonden ze meer agressie bij benadering van een onbekende teef, tijdens een uitlaatronde, op andere dieren zoals katten en knaagdieren, bij onbekende personen die contact maakten met hun eigenaren of die hun huis betrad.
Een ander opvallend resultaat was dat de reuen die op latere leeftijd gecastreerd werden, stabieler bleken in hun gedrag. Ze scoorden aanzienlijk lager in gedrag dat voorkomt uit opwinding zoals aanhoudend blaffen bij opwinding of bij de deurbel, najagen van andere dieren en het rijden op personen of objecten. Ook kwam het minder vaak voor dat ze hun eigen of ontlasting van andere dieren opaten of erin rolden.
De vroeggecastreerde reuen scoorden dan weer iets hoger op trainbaarheid. Vooral bij het loslopen en direct terugkomen wanneer geroepen kwamen ze beter uit de verf. Ook de apporteereigenschappen waren in reuen die minder geslachtshormonen hadden aangemaakt beter vertegenwoordigd.
De onderzoekers concluderen hiermee dat hoewel castratie voor het begin van de puberteit een kleine verbetering kan geven bij het binnenshuis urineren, er ook veel negatieve consequenties aan verbonden zijn die voornamelijk zijn gebaseerd op angstig en agressief gedrag.
De geslachtshormonen hebben een grote invloed op de ontwikkeling van een pup naar volwassen hond. De honden die deze ontwikkeling goed konden doormaken, met behulp van deze hormonen, hadden minder problemen die gerelateerd zijn aan angst en agressie. Honden die op latere leeftijd gecastreerd werden vertoonden dan ook minder vaak gedrag zoals rijden op mensen en voorwerpen, ontlasting opeten en rollen in ontlasting.
Dit onderstreept de theorie dat de geslachtshormonen belangrijk zijn bij het doorkomen van de puberteit, de periode waarin de hond volwassen wordt en zich enigszins angstloos ontwikkeld. (Vroeg)gecastreerde honden werden dan ook vaker beschreven als verlegen terwijl hun intacte soortgenoten veel vrijmoediger waren. Deze vrijmoedigheid lijkt een belangrijke eigenschap om angst te kunnen voorkomen of overwinnen.
Met deze resultaten willen de onderzoekers aandacht vragen voor de overweging tot castratie. In veel delen van de wereld wordt de ingreep gezien als een standaard procedure om een overschot aan honden tegen te gaan. Wereldwijd zijn er veel honden die in een asiel wachten op een geschikte baas of soms worden afgemaakt vanwege overbevolking in de asiels. Hoewel castratie het aantal nesten verkleint, schrijven de onderzoekers ook dat veel honden in een asiel eindigen vanwege gedragsproblemen. Deze gedragsproblemen lijken in dit onderzoek significant minder vaak voor te komen bij intacte honden, waardoor ze pleiten voor hondeneigenaren die meer verantwoordelijkheid nemen in plaats van castratie te zien als de standaard procedure. Door een intacte hond goed op te voeden en te voorkomen dat hij zich voortplant zou het probleem van overvolle asiels ook deels tegengegaan kunnen worden, is hun mening.