• Waterhoofd, wat is dat?
Leestijd
3 minuten
Tot nu toe gelezen

Waterhoofd, wat is dat?

dim, 12/17/2017 - 13:17

De hersenen zijn een van de belangrijkste organen in het lichaam. Ze staan direct in verbinding met het ruggenmerg, en vormen samen het centraal zenuwstelsel. Vanuit dat stelsel worden alle impulsen door het lichaam getransporteerd, en prikkels vanuit andere delen van het lichaam verwerkt. Bij een afwijkende werking van het centraal zenuwstelsel treden heftige klachten op die kunnen leiden tot de dood. Dat is de reden dat deze lichaamsdelen zeer goed beschermd zijn skeletdelen als de ruggengraat en de schedel.

Maar wat als er een afwijking aanwezig is in die anatomie? Het ruggenmerg ligt veilig binnen in de wervelkolom waar het wordt beschermd tegen verwondingen. Het staat in verbinding met de hersenen via de hersenstam en de kleine hersenen, die zich aan de achterzijde van de schedel bevinden. De hersenen worden omgeven door hersenvliezen en drijven als het ware in hersenvocht (liquor).
Dit hersenvocht stroomt door het ruggenmerg en verschillende delen van de hersenen via de zogenaamde hersenholtes (ventrikels). Deze bevinden zich aan de beide zijkanten (zij-ventrikels), in het midden van de hersenen en in of onder de kleine hersenen. Dit vocht dient als stootkussen ter bescherming van de hersenen en het ruggenmerg, maar het is ook van groot belang bij het transport van verschillende stoffen en de biochemische balans in het centraal zenuwstelsel. Hersenvocht wordt aangemaakt in de ventrikels en vanaf die plaatsen getransporteerd door alle delen van de hersenen en het ruggenmerg.

Het hersenvocht wordt ongeveer drie maal daags volledig ververst. Het oude hersenvocht wordt afgevoerd via een uitstulping aan de bovenkant van de hersenen die contact maakt met de bloedbaan. Het hersenvocht wordt in de bloedbaan opgenomen en afgebroken. Op deze manier is er een balans tussen de aanmaak en afvoer van hersenvocht en blijft dit netjes op peil. Dat verversen kan fout gaan als er een probleem is met de doorstroming of de afvoer van het vocht. Daardoor hoopt het vocht zich op, wat de druk op de hersenen verhoogt en de ventrikels als het waren uitrekt doordat de inhoud steeds groter wordt.
Dit verschijnsel noemt men hydrocephalus, in de volksmond heet het “waterhoofd”. Het kan zijn aangeboren door een te nauwe doorstroming tussen de ventrikels, maar ook ontstaan door een infectie of een tumor. In vrijwel alle gevallen is er sprake van een probleem bij het afvoeren van het hersenvocht.
 

waterhoofd

Hydrocephalus kan men onderverdelen in twee types:
Afsluitingshydrocephalus:
De doorstroming binnen de verschillende de ventrikels wordt belemmerd door bijvoorbeeld een vernauwing. De oorzaken hiervan zijn ofwel een aangeboren vernauwing, ofwel een verkleving ten gevolge van een infectie (bijvoorbeeld meningitis), en ook een tumor in de hersenholten kan de oorzaak zijn.
Communicerende hydrocephalus of non-resporptieve hydrocephalus:
Bij deze vorm is de doorstroming binnen de hersenen en het ruggenmerg niet afwijkend, maar ontstaan de problemen bij de afvoer naar de bloedbaan. Doordat er geen goede afvoer is ontstaat er een teveel aan hersenvocht en een verhoogde hersendruk. Deze vorm van hydrocephalus kan voorkomen na een hersenbloeding of ten gevolge van verklevingen na een infectie.

De aangeboren vorm van deze aandoening is bij jonge dieren - vrijwel altijd het afsluitingstype - vaak goed te merken door de te snelle groei van het hoofd. Bij jonge pups zijn de schedelnaden nog niet gesloten en is de fontanel nog aanwezig. Door de verhoogde hersendruk en de flexibiliteit van de schedelbeenderen is het hoofd van een jonge pup zichtbaar groter en kan men al snel een waterhoofd herkennen.
Deze diagnose moet echter wel bevestigd worden met behulp van een echo. Hiermee worden de ventrikels in beeld gebracht en is te zien of deze vergroot zijn. Dit is echter alleen mogelijk bij pups waarbij de fontanel nog niet gesloten is.
Als de schedelnaden eenmaal zijn aangesloten en de schedelbeenderen met elkaar vergroeid zijn, is een waterhoofd niet meer te herkennen aan een vergroot hoofd. Dan zullen de klinische symptomen aanleiding moeten geven voor nader onderzoek.
Deze symptomen omvatten onder andere een overgevoeligheid voor prikkels, trekkingen in de ledematen, uitpuilende ogen en een verstoorde motoriek. Ook kan men afwijkend gedrag herkennen.
Oververmoeidheid, maar ook hyperactiviteit kunnen veroorzaakt worden door hydrocephalus. Door middel van een CT-scan of MRI van het hoofd kan met zekerheid worden vastgesteld of het gaat om hydrocephalus. Met CT of MRI wordt zichtbaar dat de ventrikels vergroot zijn. Daarnaast kan met deze methode ook de mogelijke oorzaak worden aangetoond. 

Hydrocephalus kan op lange termijn hersenbeschadiging veroorzaken doordat de hersenen tegen de schedel worden geduwd en onvoldoende ruimte krijgen. Dit kan voorkomen worden door chirurgisch ingrijpen. Het teveel aan hersenvocht zal afgevoerd moeten worden om de klachten te bestrijden. Hiervoor wordt een drain aangelegd waardoor het hersenvocht afgevoerd kan worden. Er wordt een gat in de schedel midden op het hoofd aangebracht waar de drain wordt aangelegd.
In het geval van een permanente drain wordt deze onderhuids aangelegd en in verbinding gezet met een andere lichaamsholte. Vaak wordt hiervoor de buikholte gebruikt. Op die manier kan het hersenvocht via de drain naar de buikholte getransporteerd worden, waar het vervolgens op juiste wijze kan worden afgevoerd. De slang van de drain wordt in de hersenkamer ingebracht, het ventiel van de drain reageert op een bepaalde hoeveelheid hersenvocht. Zo kan de natuurlijke balans tussen aanmaak en afvoer weer hersteld worden; de drain zal enkel reageren bij een overschot aan hersenvocht. Dit is echter een zware ingreep waarbij succes niet verzekerd is. In het geval van aangeboren hydrocephalus wordt euthanasie van het dier meestal aangeraden.

Hoewel de oorzaken voor het ontstaan van deze aandoening uiteenlopend zijn, lijkt erfelijkheid een rol te kunnen spelen. De aangeboren vorm lijkt bovengemiddeld vaak voor te komen bij enkele molossers en toy-rassen, al vertonen niet alle honden duidelijke symptomen en kunnen ze daardoor soms ongediagnosticeerd blijven. De precieze wijze van overerving is nog niet bekend. Het algemene advies is om niet te fokken met lijders van deze aandoening en voorzichtig om te gaan met lijnen waarin de aandoening vaker dan gemiddeld voorkomt.