• Kamervragen over epilepsie bij tollers
  • Kamervragen over epilepsie bij tollers
Leestijd
2 minuten
Tot nu toe gelezen

Kamervragen over epilepsie bij tollers

lun, 03/30/2020 - 19:00

We zouden het bijna vergeten, maar op 29 januari stelde William Moorlag van de PvdA kamervragen aan minister Carola Schouten over het doorfokken van honden.

Die vragen hadden betrekking op het rapport «Epilepsie bij de Nova Scotia Duck Tolling Retriever» dat in opdracht van Dier & Recht is gemaakt en op 28 januari naar de minister werd gezonden. Op 3 februari zou Radar er een uitzending aan wijden.

Moorlag wilde weten of de minister het ermee eens was dat de manier van fokken die was beschreven in het rapport te omschrijven was als onnodig dierenleed en bovendien leed bij de houders/eigenaren van de honden.  Dat was ze uiteraard eens met de vraagsteller. Bovendien, gaf de minister aan, is epilepsie een probleem dat zoveel mogelijk voorkomen dient te worden.

Moorlag vroeg daarop wat de verklaring dan mogelijk kon zijn van het feit dat de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland en de Hollandsche Sint-Bernard Club nog steeds geen fokbeleid hebben voor die epilepsie. Dat is wel een vraag die de indruk wekt dat Moorlag de structuur van de kynologie niet goed kent; deze partijen zijn natuurlijk niet gelijkwaardig. Hij wilde ook weten waarom adviezen aan de Toller en de Sint Bernard niet worden opgevolgd.  Daarbij werd gesproken van “drager” en “lijder”, een omschrijving die niet helemaal correct is aangezien dit een complexe aandoening betreft, maar blijkbaar helaas wel gebruikelijk.

De minister gaf aan dat er contact is met de Raad van Beheer en dat er een beleidslijn is uitgestippeld omtrent erfelijke epilepsie. Die beleidslijn houdt onder andere in dat rasverenigingen een meldingsplicht krijgen. Registratie van en inzage in de lijders en dragers van epilepsie is natuurlijk wel een essentiële voorwaarde om zoiets te laten slagen en daarbij is ook de Raad afhankelijk van de medewerking van individuele fokkers.

Moorlag is voorstander van een database om een en ander te registreren, en dat is begrijpelijk. Zoiets is een prima methode. Dat was de minister met hem eens en ze gaf tevens aan dat er al iets bestaat dat PETscan heet, waar dergelijke afwijkingen kunnen worden gemeld en geregistreerd. De meeste praktijkmanagementsystemen voor dierenartsen zouden volgens de minister PETscan al hebben geïmplementeerd. Het ExpertiseCentrum Genetica Gezelschapsdieren (ECGG) is vervolgens de partij die de gegevens zal gaan verwerken voor gebruik in de fokkerij, gaf Schouten aan. Het ECGG is daar al langere tijd mee bezig is. De minister refereerde hier aan het Fit2Breed programma.

Moorlag wilde wel weten of de minister dan bereid was de “fokkersverenigingen” aan te sporen tot een beter beleid, maar mist hierbij blijkbaar het feit dat het in deze dus alleen om aangesloten fokkers kan gaan die bovendien met stamboomdieren fokken. Dat betreft dus ongeveer een derde van de Nederlandse hondenpopulatie.
Niettemin gaf de minister hierbij aan dat ze dat uiteraard zou doen en bovendien al ruimschoots had bewezen in het verleden, onder andere door bij te dragen aan het genoemde PETscan. Maar ze benadrukte ook dat fokkers te allen tijde zelf verantwoordelijkheid hebben en dienen te nemen. Doen ze dat niet, zo gaf zij aan, dan zijn ze in overtreding van art. 3.4 van het Besluit houders van dieren. In dergelijke gevallen kan de NVWA optreden en een schriftelijke waarschuwing of een bestuurlijke boete opleggen.