• waarom er geen 'Dermatomyositis-gen' is
  • waarom er geen 'Dermatomyositis-gen' is
Leestijd
2 minuten
Tot nu toe gelezen

waarom er geen 'Dermatomyositis-gen' is

Mon, 10/21/2019 - 10:00

Caroline Coile was op de AKC National Parent Club Canine Health Conference 2019 die onlangs in St. Louis werd gehouden. Het was de elfde conferentie van zijn soort sinds 1997, allemaal gesponsord door Nestlé Purina. De conferentie is uniek omdat wetenschappers, dierenartsen en onderzoekers formeel en informeel contact kunnen maken om zorgen en oplossingen met betrekking tot de gezondheid van honden uit te wisselen. De besprekingen van dit jaar, grotendeels ondersteund door subsidies van de AKC Canine Health Foundation, concentreerden zich op de thema's voeding en ziekte, auto-immuniteit en ziekte, infectieziekten en kanker, genetica, ziekte en rassendiversiteit. Zij zal enkele hoogtepunten nader toelichten.

Momenteel is er geen overheidssorgaan dat bepaalt of een test klaar is om naar de markt te gaan of - zelfs al op de markt is - en of deze geldig is. Een andere presentatrice, Leigh Ann Clark, PhD sprak over haar onderzoek met het ontwikkelen van een DNA-test voor dermatomyositis (DMS) in Collies en Shetland Sheepdogs.
Dermatomyositis is een spierziekte met een onbekende oorzaak waarbij het immuunsysteem zich tegen de huid en vaak ook tegen het spierweefsel richt. Er ontstaan ontstekingen in de huid en de spieren. Een heel vervelend ziektebeeld dus.
Bij menselijke kinderen wordt dermatomyositis geassocieerd met een DNA-haplotype van het belangrijkste  histocompatibiliteitscomplex. Toen Clark getroffen honden onderzocht, ontdekte ze dat bijna alle getroffen Collies en veel getroffen Shelties hetzelfde haplotype delen. Op basis hiervan is ze misschien in de verleiding gekomen om zich te haasten en dit als een nieuwe DNA-test te publiceren.
Veel niet-getroffen honden deelden dit haplotype echter ook. Een DNA-test die alleen op dit haplotype is gebaseerd, heeft misschien enkele risicohonden geïdentificeerd, maar over het algemeen is het een misleidende test. Daarom bleef Clark zoeken naar andere haplotypes die mogelijk betrokken waren, en vond er uiteindelijk nog twee die met een hogere frequentie verschenen bij getroffen honden. 

Het blijkt dat genen op drie onafhankelijke MHC-loci op elkaar inwerken om het risico te beïnvloeden dat een hond DMS ontwikkelt. 
Even voor de duidelijkheid:

  • Als één gen twee varianten heeft, kunnen ze worden gecombineerd in drie mogelijke genotypen. 
  • Als je twee loci hebt met elk twee allelen, kunnen ze worden gecombineerd tot negen mogelijke genotypen. 
  • En als je drie loci hebt met elk twee allelen, kunnen ze worden gecombineerd tot 27 verschillende genotypen.


Van de 27 mogelijke manieren waarop allelen op deze drie locaties kunnen worden geërfd, bieden negen combinaties een matig tot hoog risico voor het ontwikkelen van DMS en verklaren 93% van de gevallen. 
Elke hond met AABBCC of AABBCc ontwikkelde DMS. Het risico op DMS is ook hoog bij honden met AABbCC of AaBBCC; het is bijvoorbeeld matig bij honden met AAbbCc of aaBBCC en laag bij honden met aabbCC of AaBbCc.

Hier wordt interpretatie lastig. Het genotype is een risicofactor voor die hond en het is ook een leidraad voor mogelijke partners. Het doel is om ouders zo te combineren, dat er zo min mogelijk combinaties risicovol zijn. Je kunt twee honden met een laag risico fokken en nakomelingen met een hoog risico creëren. 
Door bijvoorbeeld twee AaBbCc-honden (met een laag risico) te fokken, zou je enkele AABBCC-honden (met een hoog risico) krijgen, maar ook verschillende andere combinaties met een hoog, gemiddeld en laag risico. Tegelijk hoeft een hond met een hoog risico niet uit de fokpopulatie te worden verwijderd, maar deze moet worden gefokt met honden die een minimaal aantal combinaties met een hoog risico produceren.

NB: Deze testen zijn nog niet op commerciële basis beschikbaar.